Bedreiging met een terroristisch misdrijf

In artikel 285, vierde  lid van het Wetboek van Strafrecht is de bedreiging met een terroristisch misdrijf strafbaar gesteld. Eigenlijk is deze beschrijving niet juist. In artikel 285 lid 4 Sr. gaat het erom dat de bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht of met zware mishandeling, etc. wordt gepleegd met een terroristisch oogmerk.

“4. Indien het feit, omschreven in het eerste, tweede of derde lid, wordt gepleegd met het oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken”

Bij een bewezenverklaring van dit terroristisch oogmerk kan er een gevangenisstraf van maximaal 6 jaar worden opgelegd.

Bedreiging met een terroristisch misdrijf

Een bedreiging met een terroristisch oogmerk levert, op grond van artikel 83 van het Wetboek van Strafrecht een terroristisch misdrijf op. Het Wetboek van Strafrecht geeft geen nadere definitie van het begrip terroristisch misdrijf. In artikel 1 van het Kaderbesluit inzake terrorismebestrijding (hierna: Kaderbesluit) wordt wel een nadere uitleg gegeven aan het begrip terroristisch misdrijf.
Artikel 1 van het Kaderbesluit luidt:

“Iedere lidstaat neemt de maatregelen die noodzakelijk zijn om ervoor te zorgen dat de onder a) tot en met i) bedoelde opzettelijke gedragingen, die door hun aard of context een land of een internationale organisatie ernstig kunnen schaden en die overeenkomstig het nationale recht als strafbare feiten zijn gekwalificeerd, worden aangemerkt als terroristische misdrijven, indien de dader deze feiten pleegt met het oogmerk om:

– een bevolking ernstige vrees aan te jagen, of
(…)
– de politieke, constitutionele, economische of sociale basisstructuren van een land of een internationale organisatie ernstig te ontwrichten of te vernietigen:
a) aanslag op het leven van een persoon, die de dood ten gevolge kan hebben;
b) ernstige schending van de lichamelijke integriteit van een persoon;
(…)
g) het laten ontsnappen van gevaarlijke stoffen of het veroorzaken van brand, overstroming of ontploffing, waardoor mensenlevens in gevaar worden gebracht;
i) het bedreigen met een van de onder a) tot en met h) bedoelde gedragingen;

Bewezenverklaring bedreiging met terroristisch misdrijf

Om u een beeld te geven in welke gevallen sprake is van bedreiging met een terroristisch misdrijf, zullen wij een overzicht geven van zaken die hebben geleid tot een bewezenverklaring.

Bommelding Madrid
Rechtbank Zwolle-Lelystad, 31 oktober 2011, ECLI:NL:RBZLY:2011:BU3571
Aan het eerste vereiste is voldaan: de bedreiging met een terroristisch misdrijf is immers in artikel 285, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht strafbaar gesteld. Verder is vereist dat verdachte het feit moet hebben gepleegd met een terroristisch oogmerk.
De rechtbank is van oordeel dat de definitie van een terroristisch oogmerk (artikel 83a van het Wetboek van Strafrecht) als volgt dient te worden gelezen. Zowel het aanjagen van ernstige vrees, het dwingen van een overheid of internationale organisatie iets te doen, niet te doen of te dulden alsmede het vernietigen van politionele en constitutionele structuren zijn naar het oordeel van de rechtbank, middels het gebruik door de wetgever van de woorden “dan wel”, alternatieven waardoor middels de vervulling van een enkel alternatief tot een bewezenverklaring kan worden gekomen van het terroristisch oogmerk.
Uit de Memorie van Toelichting (xxxx) blijkt dat niet is vereist dat het aanjagen van vrees tot het daadwerkelijk geïntimideerd zijn van de bevolking moet hebben geleid.

Vrijspraak bedreiging met terroristisch misdrijf

Wij geven u ook een overzicht van de zaken die tot een vrijspraak hebben geleid:

Bepalend is welk gevolg de dader beoogd
Gerechtshof Amsterdam, 3 september 2009,ECLI:NL:GHAMS:2009:2111
Het hof acht het terroristisch oogmerk in het de verdachte primair ten laste gelegde niet bewezen, gelet op de daarvoor in artikel 83a van het Wetboek van Strafrecht gegeven definitie. Mede gelet op de wetsgeschiedenis wordt daaronder immers verstaan ‘het oogmerk om de bevolking of een deel der bevolking van een land ernstige vrees aan te jagen, dan wel een overheid of internationale organisatie wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, dan wel de fundamentele politieke, constitutionele, economische of sociale structuren van een land of een internationale organisatie ernstig te ontwrichten of te vernietigen’ (Tweede Kamer, vergaderjaar 2001-2002, 28 463, nr. 3, p. 2). Deze typering maakt duidelijk dat -in het kader van de beantwoording van de vraag of een misdrijf is begaan met een terroristisch oogmerk- niet beslissend is welk gevolg door de gedraging wel of niet kan worden verwezenlijkt, maar welk gevolg de dader met zijn gedraging daadwerkelijk beoogde. Daarvoor zijn geen serieuze en geloofwaardige aanwijzingen in het dossier en evenmin tijdens het onderzoek ter terechtzitting gevonden (arrest van het Gerecht van Eerste Aanleg van het Europese hof te Luxemburg van 2 september 2009 in de zaak El Morabit). Deze subjectieve intentie acht het hof in de onderhavige zaak niet wettig en overtuigend bewezen.
Met betrekking tot het de verdachte subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde acht het hof niet wettig en overtuigend bewezen dat bij de verdachte het oogmerk heeft bestaan de geadresseerden van het door de verdachte verstuurde e-mailbericht te bedreigen met de dood dan wel zwaar lichamelijk letsel. Op basis van het psychologisch rapport, opgemaakt door D., moet veeleer worden vastgesteld dat sprake is geweest van een ‘negatieve manier om aandacht (voor zijn eigen persoon) te vragen’ (p. 7 en 13), zonder dat vorenbedoeldoogmerk bij verdachte heeft bestaan.

 

Direct contact met een advocaat?
Meld gratis en vrijblijvend uw zaak aan.
Zaak aanmelden