Bedreiging per brief

Bedreiging per brief komt vaker voor bij

  • bedreiging van politici
  • bedreiging van ex-partner
  • bedreiging van werkgever

Net als voor de schriftelijke bedreiging in het algemeen geldt, is het ook zo dat  bij de bedreiging per brief  niet snel wordt geaccepteerd dat de brief in emotie is geschreven. Toch zien we nog wel eens zaken waarin dat er toch een vrijspraak volgt omdat de verdachte het niet zo had bedoeld (bijv. Gerechtshof Den Haag, 18 oktober 2011, ECLI:NL:GHSGR:2011:BU2872).

Bewijs bedreiging per brief

Bij een bedreiging per brief is uiteraard van belang wat de inhoud van de brief is geweest en of dit als een bedreiging in de zin van artikel 285 Sr. kan worden gekwalificeerd. Als dat zo is, dient vervolgens te worden bekeken wie de brief heeft verstuurd. Is er voldoende bewijs dat de brief door de verdachte is verstuurd?Het bewijs bij bedreiging per brief wordt vaak op de volgende manieren worden geleverd:

  • Handschriftvergelijkend onderzoek
  • Vergelijking gebruikte postzegels
  • DNA-sporen en/of vingerafdrukken

Jurisprudentie bedreiging per brief

In de jurisprudentie komen we de volgende zaken tegen waar het ging om een bedreiging per brief:

Bewijs op basis van postzegels onvoldoende
Rechtbank Den Haag, 5 augustus 2014, ECLI:NL:RBDHA:2014:9643
“De in de tenlastelegging omschreven brieven zijn verzonden aan het privéadres van [slachtoffer], verder ook te noemen [slachtoffer], lid van de Examencommissie propedeuse van de faculteit der rechtsgeleerdheid van de universiteit Leiden. In de tenlastegelegde periode heeft verdachte van die commissie een negatief studieadvies ontvangen en is het door hem daartegen ingestelde bezwaar en beroep behandeld. Daarbij is een zeker verband te leggen tussen de proceshandelingen en (hoor)zittingen in die procedure en de momenten waarop [slachtoffer] de brieven ontvangen heeft. Het bewijs voor de betrokkenheid van verdachte bij het verzenden van die brieven bestaat er voor het overige in dat op de laatste dreigbrief twee postzegels zijn geplakt die kunnen passen in een vel met (ontbrekende) postzegels dat in het huis van verdachte is aangetroffen en dat op de beeldzijde van één van die postzegels DNA-materiaal dat overeenkomt met het DNA van verdachte is aangetroffen. Verdachte heeft verklaard dat hij de ontbrekende postzegels uit het vel op brieven aan een tweetal instanties heeft geplakt. Op grond van het dossier is deze verklaring niet te weerleggen, te meer nu geen forensisch onderzoek is gedaan waaruit blijkt dat de gebruikte postzegels daadwerkelijk uit het vel dat bij verdachte thuis is aangetroffen afkomstig zijn. Ten aanzien van het DNA op de postzegel heeft verdachte verklaard dat hij in de rechtenfaculteit een agenda met daarin een vel postzegels is kwijtgeraakt. Deze postzegels met daarop zijn DNA kunnen door een andere student zijn gebruikt. Er is geen onderzoek gedaan naar andere studenten die een conflict hadden met de examencommissie, aldus verdachte en zijn raadsman. Het scenario dat een andere student in de periode dat de dreigbrieven verstuurd zijn een bezwaar- en beroepsprocedure tegen een beslissing van de examencommissie had lopen, en wellicht de afzender van die dreigbrieven is, is op grond van het dossier niet te weerleggen. Bovendien is enkel op de beeldzijde van één van de postzegels DNA van verdachte aangetroffen. De rechtbank kan niet vaststellen of de plakzijde van de postzegels is onderzocht en wat het resultaat van dit onderzoek is geweest, dan wel waarom dit niet is gedaan. Daar komt bij dat geen van de op de brieven en enveloppen aangetroffen vingerafdruksporen van verdachte afkomstig zijn.”

Direct contact met een advocaat?
Meld gratis en vrijblijvend uw zaak aan.
Zaak aanmelden