Schriftelijke bedreiging
Schriftelijke bedreigingen komen ook voor. Niet zo vaak als mondelinge bedreigingen, maar wij zien regelmatig strafzaken waarbij de dreigende woorden op schrift zijn gesteld. Anders dan bij een mondelinge dreiging, is het niet mogelijk om hier met succes als verweer te voeren dat de bedreigende woorden moeten worden beschouwd als een onbeheerste uiting van woede, nu de verdachte meestal wel goed na heeft kunnen denken over wat hij schreef en daardoor het opzet op de bedreiging eerder wordt aangenomen.
Vormen schriftelijke bedreiging
In de jurisprudentie komen we meestal de volgende vormen van schriftelijke bedreiging tegen:
- bedreiging per e-mail
- bedreiging per brief
- online bedreiging
- bedreiging via social media
Emotie bij schriftelijke bedreiging
Hoewel rechters niet snel aannemen dat een schriftelijke bedreiging in emotie is gedaan zonder de bedoeling om de aangever angst aan te jagen, zien we in de jurisprudentie zo nu en dan toch uitspraken waarbij een schriftelijke bedreiging op die grond tot een vrijspraak is gekomen.
Brieven in emotie geschreven/ noodkreet
Gerechtshof ‘s-Gravenhage, 18 oktober 2011, ECLI:NL:GHSGR:2011:BU2872
In deze zaak had de verdachte allerlei boze brieven gestuurd aan de burgemeester Aartsen van Den Haag. Hij schreef:
“Gezien de situatie stel ik de gemeente Schiedam volledig aansprakelijk voor de gevolgen van het negeren van mijn noodkreet. Daarnaast stel ik u als burgemeester, uw eventuele vervanger of opvolger verantwoordelijk. Wanneer
ik ga, ga ik zeker niet alleen. En ik zal net zoveel compassie ten toon spreiden als men naar mij toe deed”
en/of
“Niet verwonderlijk dat mensen eigen rechter gaan spelen”
en/of
“Niet verbazingwekkend dat er zoveel familiedrama’s zijn. Dat er voorvallen zijn zoals op Koninginnedag waarbij Karst Tates zich doodreed. Dit zijn geen gekken, dit zijn mensen in nood die de overheid heeft laten barsten”
en/of
“Geloof me, het is niet de vraag of de bom barst, maar wanneer. En echt, dat duurt niet lang meer want ik ben al ver over wat een mens kan incasseren”
en/of
“Nooit kwam ik in aanraking met justitie, maar nu ik met mijn rug tegen de muur sta heb ik straks geen keus meer. U bent daar als burgemeester verantwoordelijk voor”
en/of
“Van alle kanten word ik aangespoord om eigen rechter te spelen. Zoals ik reeds zei, totdat de bom een keer barst. Kom het mij dan niet aanrekenen, maar draag uw eigen verantwoordelijkheden, althans woorden/tekst van gelijke dreigende aard en/of strekking.
Het hof vond dit alles niet voldoende voor een bewezenverklaring. Volgens het hof was de brief eerder een noodkreet en wilde de verdachte alles wat hij schreef niet. Het hof overwoog:
“Volgens vaste jurisprudentie is voor de bewezenverklaring van een bedreiging met een misdrijf vereist dat de uitlatingen van de verdachte van dien aard zijn en onder zodanige omstandigheden zijn gedaan dat bij degenen tot wie zij zijn gericht, de redelijke vrees kon ontstaan dat zij slachtoffer van een misdrijf zouden kunnen worden.
Het hof stelt naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep vast dat de verdachte in zijn brief van 19 februari 2010, gericht aan de burgemeester van Schiedam, onder meer verwijst naar gewelddadige gebeurtenissen in het verleden en niet spreekt over een gewelddadige actie jegens haar.
De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep ook ontkend dat laatste gewild te hebben. De verdachte heeft verklaard dat de brief moet worden gezien als een noodkreet voor zijn problemen en dat hij deze in volle emotie heeft geschreven. Hij heeft deze brief geschreven omdat hij een gesprek wilde met de burgemeester.
Het hof is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat de door verdachte geuite bewoordingen, mede gelet op de context waarbinnen deze zijn geuit, niet van dien aard en onder zulke omstandigheden zijn gedaan dat deze in het algemeen een redelijke vrees bij aangeefster moet hebben opgewekt, dat zijzelf slachtoffer van een misdrijf zou worden.”