Strafzaak bedreiging

Om u een voorbeeld te geven van een strafzaak waar het gaat om de verdenking bedreiging, hebben wij een zitting bij de politierechter opgenomen. Het gaat om een verdenking van bedreiging met de dood. De verdachte zou tegen een medewerker van de reclassering hebben gezegd: “Degene die Nolleke gesloten plaatst, vermoord ik en ik ben vuurwapen gevaarlijk.” De verdachte weet zich niets meer te herinneren. Er is een getuige die heeft gezien dat er een niet-vriendelijk gesprek heeft plaatsgevonden en er is een collega die in een later gesprek de verdachte heeft horen zeggen dat hij de medewerker zou hebben bedreigd in die zin dat hij dat zou hebben bekend. In dat gesprek is echter niet gesproken over de exacte bewoordingen van wat er toen is gezegd, waardoor het vaag blijft of dit nu als een bekentenis kan worden opgevat van de ten laste gelegde bedreiging. Om die reden wordt de verdachte later ook vrijgesproken door de politierechter De rechter kon niet bewijzen dat de verdachte letterlijk de ten laste gelegde bedreigende woorden heeft gebruikt nu het dossier daarvoor onvoldoende steunbewijs biedt.

Verweren advocaat

Door de advocaat worden een aantal verweren gevoerd:

  1. Verklaring van verdachte, afgelegd bij de politie, moet worden uitgesloten van het bewijs omdat de verdachte vooraf geen advocaat heeft kunnen spreken.
  2. Met het gebruik van de woorden ‘Degene die (..)’ is het niet zo dat de verdachte de medewerker van Jeugdzorg heeft bedreigd
  3. De precies gebruikte woorden blijft vaag; voor een bewezenverklaring van de ten laste gelegde bewoordingen biedt het dossier onvoldoende (steun)bewijs;
  4. Het gaat hier hooguit om een onbeheerste uiting van woede, omdat de verdachte niet bekend staat als vuurwapengevaarlijk en de medewerker van Jeugdzorg dat ook kon en moest weten gelet op de bekendheid met de voorgeschiedenis
  5. Subsidiair; hooguit een voorwaardelijke gevangenisstraf

Oordeel politierechter mbt bedreiging

De politierechter spreekt de verdachte vrij van de ten laste gelegde bedreiging. Niet omdat hij niet vindt dat de bedreiging niet waren gericht was aan het adres van de medewerker van Jeugdzorg, maar alleen omdat de rechter van oordeel is dat de ten laste gelegde bewoordingen alleen volgt uit de aangifte en verder in onvoldoende mate wordt ondersteund door de overige bewijsmiddelen.

Het moet gaan om de letterlijke tekst van de bewoordingen. Het zien van een niet prettig gesprek is onvoldoende als ondersteund element. Ook dat getuige bij het latere gesprek\

“Wat staat er nu letterlijk in de tenlastelegging. Daar staat de bedreiging, maar dat is het etiket wat erop zit. Wat is nu precies de bedreiging geweest? Die wordt heel specifiek en heel concreet uitgewerkt. Het zou namelijk zijn “Degene die Nolleke gesloten plaatst, vermoord ik en ik ben vuurwapen gevaarlijk.” Dat is de bedreiging. Niet het woord wat ervoor staat, nee dit vormt de bedreiging. Dat moet bewezen worden.

(..)
“Niet direct voor de hand ligt dat de aangever het uit zijn duim zou zuigen, maar dat is weer onvoldoende om tot een bewezenverklaring. Dan is er nog een verklaring van de getuige V en de getuige B. Getuige V is getuige geweest van een ontmoeting tussen u en de heer L. en dat zou niet al te vriendelijk is geweest, maar dat kan van alles zijn geweest en dat hoeft niet specifiek de bedreiging te zijn geweest die u verweten wordt. En daarnaast hebben we de verklaring van meneer B en die zegt dat er op enig moment een gesprek heeft plaatsgevonden waar verdachte bij is geweest waarin verdachte heeft aangegeven dat er een bedreiging heeft plaatsgevonden, maar niet zeker meer weet welke woorden er gebruikt  zouden zijn. Maar is er wel een bedreiging geweest en verdachte zou hebben aangegeven waarom hij de bedreiging zou hebben geuit.

Ja, dan nog weten we nog steeds niet of het hier specifiek gaat om de bedreiging waarvan u verdacht wordt.Want wat zegt de heer B.. Ik kan me herinneren dat dat gesprek heeft plaatsgevonden, maar dat is een stuk later. Daar zit een gat tussen. Het zou dus zomaar een andere bedreiging kunnen zijn geweest. ”

Strafzaak politierechter over bedreiging (Youtube.com)

Volledig pleidooi advocaat tijdens strafzaak

De volledige tekst van het pleidooi van de advocaat in de strafzaak was als volgt:

“Ik neem een iets ander stand punt in dan de officier van justitie, maar dat zal u niks verbazen. Ik zal beginnen met inderdaad de verklaring die mijn cliënt heeft afgelegd op het politiebureau. Het is natuurlijk een hele tijd geleden, daar heeft de officier van justitie een hoop van gezegd en uiteindelijk zegt ze na het requisitoir van nou ja in het licht van de recente uitspraken over de rechtsbijstand in het aller prilste begin van een strafrechtelijk onderzoek zal ik dat gene wat hij toen op het politiebureau heeft verklaard zal ik uitsluiten of niet mee nemen in mijn bewijs overweging. Daar volg ik de officier van justitie in zo verre in dat ik verzoek aan u meneer de politierechter om dat inderdaad daadwerkelijk ook te doen. De officier van justitie zegt vervolgens, en ik vond dat wel frappant want ze citeert het verkeerd, dat gene wat mijn cliënt word verweten is dat hij heel specifiek en dat vind zij buitengewoon ernstig een hulpverlener heeft bedreigd. en zij zegt erbij van ja ‘’ik zal jou vermoorden, en ik ben vuurwapen gevaarlijk’’ maar dat is niet wat hem verweten word. Wat mijn cliënt word verweten, en ik citeer het nu even zodat we dat allemaal helder hebben, is dat hij zou hebben gezegd tegen deze Lodewijks: ‘’degene die Nolleke gesloten plaatst vermoord ik, en ik ben vuurwapen gevaarlijk.’’ Dat is wat mij betreft de essentie van deze zaak.

Ik heb er eventjes wat jurisprudentie bijgehaald. En ik zal u zeggen van nou ja goed als we nu heden mijn cliënt horen die zegt van nou ja weetje ik weet er helemaal niks meer van. Dat kan ik maar al te goed begrijpen want het is een feit dat heel lang geleden zou hebben plaatsgevonden. Mijn cliënt lijdt een zwervend bestaan die gebruikt allerlei geestverruimende middelen of in ieder geval meneer zegt: ‘’nou goed ik lust wel een biertje als ik daar geld voor heb.’’ Dat zijn geheugen niet meer goed werkt kunt u hem moeilijk aanrekenen maar dat resulteert natuurlijk wel in dat hij gewoon daadwerkelijk niet kan verklaren wat er nou precies is gezegd. We moeten er dus vanuit gaan datgene wat er gezegd zou zijn dat komt van de aangever. Er is inderdaad niemand die heeft gehoord dat hij dat gezegd heeft. Er is wel iemand die heeft gezien dat er inderdaad een gesprek heeft plaatsgevonden, die zegt van jou ja goed volgens mij was dat geen vriendelijk gesprek. En er is inderdaad een collega die zegt van nou ja die er inderdaad een aantal maanden na dato verklaard er is op enig moment een gesprek over geweest en wat deze collega daarvan zegt is die Boelens van nou ja meneer de Vries die was erbij die had het wel over die bedreiging. En die had ook wel gezegd van nou ja goed maar ik was boos. Maar daar word ook niet specifiek in gezegd van ik heb toen meneer de vries horen zeggen van ik heb meneer de vries dat en dat gezegd en dit en dit was mijn intentie. Dat maakt hel allemaal wat vaag, maar ervan uitgaande dat datgene wat waar mijn cliënt zich heden voor moet verantwoorden dat dat de letterlijke tekst is zoals die in de tenlastelegging staat, dan is natuurlijk de vraag is dat nou wel een bedreiging. Ik denk van niet, primair voer ik dan ook het verweer meneer de politierechter dat het geen bedreiging is geweest maar een uiting van woede. En het Hof Arnhem heeft daar in 2005 een prachtige uitspraak over gedaan en die zegt van luister het hof benadrukt dat het niet zo kan zijn dat elke onbeheerste uiting van woede enkel vanwege de laakbare woordkeus kan worden aangemerkt als een bedreiging in de zin van artikel 285 van het wetboek van strafrecht. En derhalve benadrukt het hof dat er voldoende aanwijzing moet bestaan om bewezen te verklaren dat de wil van de verdachte op het te weeg brengen van de bedoelde bevrees was gericht. En het Hof heeft met de voorhanden bewijsmiddelen in deze zaak althans dan niet die overtuiging bekomen dat er opzet bestond. En ik denk dat dat in dit geval  natuurlijk ook van belang is dat juist wat de officier van justitie zegt van ja het is gericht tegen zo’n hulpverlener. Juist die hulpverlener is uitgebreid in aanmerking gekomen met mijn cliënt, want dat was immers de voogd van de zoon van mijn cliënt. En die heeft ongetwijfeld gezien dat mijn cliënt inderdaad een zwervend bestaan lijdt, dat hij inderdaad een buitengewoon uitgebreide justitiële documentatie heeft. Maar dat daar geen geweldsdelicten op voorkomen, heel veel vermogensdelicten, twee bedreigingen maar geen geweld. En als we kijken naar de strafmaat waarmee die bedreigingen toen zijn afgedaan dan is dat ook niet iets waarbij mijn cliënt een wapen zou hebben getrokken om die bedreiging wat meer body te geven. Met andere woorden dit is niet de man die geweldsdelicten pleegt, met andere woorden juist deze voogd had moet weten en kunnen weten dat als mijn cliënt zoiets zou hebben geroepen dat die daar absoluut geen gehoor aan zou geven. En dan had die hulpverlener gewoon moeten zeggen van hé het is goed met jou drink nog een biertje, ik geloof er helemaal niks van. Het is natuurlijk protocol dat zien we ook in de aangifte dat over bedreiging dat daar aangifte van word gedaan. Ik denk van naja goed misschien als we het alleen aan de heer Lodewijks hadden overgelaten dat hij had gezegd van joh we laten het hierbij zitten. Meneer De Vries had mogelijk vandaag een slechte dronk en het is goed geweest.

Ik denk in ieder geval primair dat deze woorden die toen geuit zijn, dat dat niet de specifieke bedreiging aan het adres van de heer Lodewijks is geweest. Ik denk bovendien ook dat meneer Lodewijks heel goed had kunnen begrijpen dat hij van deze meneer de Vries helemaal niets te vrezen had. Mocht u zeggen van naja goed ik zie dat toch anders dan denk ik subsidiair dat u nog steeds tot een vrijspraak dient te concluderen en wel omdat de bedreiging niet specifiek tegen de aangever is gericht. Client zou namelijk hebben gezegd: ‘’DEGENE die Nol gesloten plaatst, die vermoord ik, en ik ben vuurwapengevaarlijk.’’ Maar degene die dat zou doen is natuurlijk niet die voogd. De gene die dat doet, dat is een van uw collega’s meneer de politierechter, dat is namelijk een rechter die dat beslist. En dat is niet de jeugdwerker. Dus in deze zaak is natuurlijk ook van belang, he als er word geroepen in het algemeen in een bui van woede of frustratie van joh laten ze het maar durven want degene die dat doet krijgt dat met mij te stellen.  Dat dat niet betekend dat dat een specifieke bedreiging is die aan het adres van de aangever is gericht. Daar heeft het hof Den Haag in 2008 een mooie uitspraak over gedaan en die heeft gezegd bij de beoordeling of er sprake is van artikel 285 strafrecht bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht is aan de orde is de vraag of er door de verdachte verrichte handelingen van dien aarts zijn en onder dusdanige omstandigheden hebben plaatsgehad dat daarvoor in het algemeen de redelijke vrees bij de andere kan opgewekt dat tegen hem geweld zal worden aangewend. Dat is casu gewoon niet aan de orde geweest. Er is nog een andere uitspraak geweest van het hof Den Bosch en daarin ging het erom dat, want in deze uitspraak van het hof Den Haag heeft dat ook tot vrijspraak geleid maar een andere uitspraak van het hof in Den Bosch die is ook uit 2009. Daar heeft het tot een veroordeling geleid en in casu was is dat geval dat iemand tegenover een politieagent had gezegd over de aangever als hij de aangifte doorzet of als hij zus of zo doet dan vermoord ik die aangever want dan gooi ik hem van het balkon. En daar had het Hof Den Bosch gezegd van naja dat opzet is dan wel voorwaardelijk opzet maar het is tocht een voorwaardelijk opzet dus kan er een veroordeling volgen omdat degene die die woorden zou hebben geuit daar toch wel vanuit mag gaan dat die politieagent deze bedreiging zou gaan door brieven aan die aangever en zo doende kan je tot de constructie komen dat die woorden aankomen bij de aangever en dat die aangever zich daadwerkelijk bedreigd zou voelen. In dit geval is dit gewoon niet aan de orde dus ik denk los van wat de aangever zegt en wat verder voor bewijs daar aanwezig is. Dat dat gene wat mijn cliënt specifiek word verweten op de tenlastelegging dat dat gewoon niet kan leiden tot een veroordeling dat u mijn cliënt hiervan moet vrijspreken. Mocht u in weerwil ik nu naar voren heb gebracht toch een hele andere mening zijn toegedaan kom ik natuurlijk aan de strafmaat toe en aan de tul want als u tot een vrijspraak oordeelt dan dient u deze uiteraard af te wijzen die vordering. Er zijn nog een tweetal feiten die op de kantonrechter op de justitiële documentatie staan die bij de kantonrechter hebben plaats gevonden.  Die zijn van na datum van waarop dit feit zou hebben plaatsgevonden. Daar dient natuurlijk artikel 63 op te worden toegepast. En nou ja alles meegenomen met elkaar mag ik u verzoeken tot een dan geheel voorwaardelijke straf te oordelen.”

< Terug naar Bedreiging
Direct contact met een advocaat?
Meld gratis en vrijblijvend uw zaak aan.
Zaak aanmelden