Bedreiging-advocaat.nl https://bedreiging-advocaat.nl/ Alles over bedreiging Thu, 15 Feb 2024 23:38:49 +0000 nl hourly 1 https://wordpress.org/?v=6.1.7 “ik maak gehakt van je” en/of “ik laat geen spaan van je heel”? geen strafbare bedreiging https://bedreiging-advocaat.nl/ik-maak-gehakt-van-je-en-of-ik-laat-geen-spaan-van-je-heel-geen-strafbare-bedreiging/ https://bedreiging-advocaat.nl/ik-maak-gehakt-van-je-en-of-ik-laat-geen-spaan-van-je-heel-geen-strafbare-bedreiging/#respond Thu, 15 Feb 2024 23:38:49 +0000 https://bedreiging-advocaat.nl/?p=1180 In HR 13 februari 2024, ECLI:NL:HR:2024:223 ging het om de vraag of de uitlatingen ‘ik maak gehakt van jou’ of ‘ik laat geen spaan van je heel’ als een bedreiging in de zin van artikel 285 Sr moet worden opgevat. De Hoge raad vindt van niet. De Hoge Raad overwoog: “Dit oordeel is niet toereikend […]

The post “ik maak gehakt van je” en/of “ik laat geen spaan van je heel”? geen strafbare bedreiging appeared first on Bedreiging-advocaat.nl.

]]>
In HR 13 februari 2024, ECLI:NL:HR:2024:223 ging het om de vraag of de uitlatingen ‘ik maak gehakt van jou’ of ‘ik laat geen spaan van je heel’ als een bedreiging in de zin van artikel 285 Sr moet worden opgevat. De Hoge raad vindt van niet.

De Hoge Raad overwoog:

“Dit oordeel is niet toereikend gemotiveerd, nu uit de gebruikte bewijsmiddelen niet zonder meer kan worden afgeleid dat de bewezenverklaarde uitlatingen van de verdachte in de gegeven omstandigheden – die erop neerkomen dat de verdachte en [aangeefster] als voormalig echtgenoten in een langlopende discussie waren verwikkeld over onder meer hun kinderen, waarbij de verdachte bij herhaling zijn voornemen uitsprak gerechtelijke procedures in gang te zetten – van dien aard waren dat bij [aangeefster] in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat zij door toedoen van de verdachte het leven zou verliezen.”

Het hof heeft geen nadere bewijsoverweging opgenomen in het bestreden arrest. Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat de bewezenverklaarde uitlating “Ik laat geen spaan van je heel”5 op 1 augustus 2019 om 20.30 uur per e-mail is gedaan (bewijsmiddel 5) en dat de bewezenverklaarde uitlating “Ik maak gehakt van je” op 15 augustus 2019 per voicemail is gedaan. De verdachte heeft verklaard dat de door hem verstuurde teksten voortkwamen uit woede en verdriet (bewijsmiddel 8). De aan eerstgenoemde uitlating voorafgaande bewoordingen in het e-mailbericht van 1 augustus 2019 houden in “Na de vakantie ga ik alles uit de kast halen, je proberen te ontzeggen uit de ouderlijke macht, kids 24/7 bij mij.” De overige 7 geselecteerde e-mailberichten van die dag (bewijsmiddel 5) houden onder meer in dat [aangeefster] moet oppassen met wat zij doet en dat alle grenzen zijn overschreden, dat de verdachte na de vakantie aan iedereen duidelijk zal maken waar het probleem zit, dat hij strijdvaardiger is dan ooit en gehakt van haar maakt, dat hij na de vakantie niet meer bereid is om verder in gesprek te gaan of de kids met [betrokkene 9] verder te laten gaan, dat hij de financiering van de rechtsgang heeft geregeld, dat zijn grens is bereikt en dat hij hoogstpersoonlijk zal zorgen dat zij haar kids nooit meer ziet. De op 15 augustus 2019 gedane uitlating “ik maakt gehakt van je” wordt voorafgegaan door de mededeling dat hij de bestanden naar haar familie heeft gestuurd. Na het doen van de gewraakte uitlating geeft de verdachte aan dat hij helemaal klaar met haar is, dat zij een stom kutwijf is en dat hij haar aan alle kanten gaat pakken en dat ze haar borst nat moet maken. De vader van [aangeefster] heeft verklaard dat zij op 15 augustus 2019 ook een voicemailbericht van de verdachte – welke berichten hij altijd doorstuurt naar [aangeefster] – hadden ontvangen en dat de verdachte daarin zei “als je een kerel bent dan bel je mij, [aangeefster] moet zich gedragen” en dat de verdachte aangifte zou doen van kindermishandeling en als hij niet het lef zou hebben om met [aangeefster] te bellen de verdachte naar Kroatië zou gaan en dan was het einde verhaal. Uit de voor het bewijs gebezigde voicemailberichten die voor 1 augustus 2019 door de verdachte zijn ingesproken (bewijsmiddel 3) blijkt (ook) dat de verdachte en [aangeefster] in een strijd over de kinderen verwikkeld zijn. In de voicemailberichten van 6 juli 2019 wordt bijvoorbeeld door de verdachte gezegd “Ik laat je uit de ouderlijke macht ontheffen. Je maakt geen schijn van kans. The war is on, succes.” en “Jeugdzorg staat achter mij. Stuur mij nog 1 keer een mail dat ik niet capabel ben en je bent de lul”. Over de voicemailberichten heeft [aangeefster] verklaard dat de verdachte daarin vaak woedend is en dat deze berichten ook halfslachtige bedreigingen inhouden, zoals het haar met de grond gelijk maken (bewijsmiddel 1). De gebezigde bewijsmiddelen houden ook voicemailberichten en e-mailberichten in die dateren van na 15 augustus 2019. Op 29 augustus 2019 spreekt de verdachte de voicemail van [aangeefster] in met de woorden “lk heb je een mail gestuurd. Als ik voor maandag geen reactie krijg dan zet ik alle foto’s online naar je ouders en de hele santemekraam. Ik ben woest op je. Je bent het hebben van kinderen niet waard. Ik ben woester dan woest” en een bericht met de woorden “Het einde is nabij” (bewijsmiddel 3). In een e-mailbericht van dezelfde datum valt nog te lezen “Ik maak je af” (bewijsmiddel 4 en 6) en kondigt de verdachte aan dat hij tot maandag netjes blijft en daarna niet meer en het dan wachten is op de Telegraaf. Dit laatste herhaalt hij op 12 september 2019 nogmaals in een bericht aan [betrokkene 11] – dat cc of bcc gestuurd is aan de zus van [aangeefster] – werkzaam bij Jeugdzorg: “ [betrokkene 11] , Of jij grijpt in of het wordt de telegraaf. Dit mens is geen kinderen waard” (bewijsmiddel 6).

3.9De geciteerde bewijsvoering ademt de sfeer van een verhitte (juridische) strijd tussen de verdachte en [aangeefster] over de kinderen. Ik meen dat in het onderhavige geval de bedreigende inhoud van de bewezenverklaarde bewoordingen door de genoemde context6 wordt ontzenuwd en dat het zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk is waarom de bewezenverklaarde bewoordingen bij [aangeefster] in redelijkheid de vrees konden doen ontstaan dat zij het leven zou kunnen verliezen7. Daarbij neem ik in aanmerking dat het hof niet heeft vastgesteld dat [aangeefster] op de hoogte was van de omstandigheid dat de zus van de verdachte (en haar gezin) eerder aangifte heeft gedaan van bedreiging door de verdachte in de periode van 4 augustus 2018 tot en met 24 september 2018 (feit 1 in de zaak met parketnummer 05-051623-19).8 De bewezenverklaring is aldus ontoereikend gemotiveerd.

The post “ik maak gehakt van je” en/of “ik laat geen spaan van je heel”? geen strafbare bedreiging appeared first on Bedreiging-advocaat.nl.

]]>
https://bedreiging-advocaat.nl/ik-maak-gehakt-van-je-en-of-ik-laat-geen-spaan-van-je-heel-geen-strafbare-bedreiging/feed/ 0
Opzet van verdachte moet erop zijn gericht dat de ander daadwerkelijk op de hoogte zou raken van de bedreiging https://bedreiging-advocaat.nl/opzet-van-verdachte-moet-erop-zijn-gericht-dat-de-ander-daadwerkelijk-op-de-hoogte-zou-raken-van-de-bedreiging/ https://bedreiging-advocaat.nl/opzet-van-verdachte-moet-erop-zijn-gericht-dat-de-ander-daadwerkelijk-op-de-hoogte-zou-raken-van-de-bedreiging/#respond Wed, 30 Jun 2021 10:39:07 +0000 https://bedreiging-advocaat.nl/?p=1171 Bedreiging met enig misdrijf tegen leven gericht door bij controle van (paarden)bedrijf tegenover 2 inspecteurs van NVWA bedreigende woorden (“als ik dat wijf voor mijn auto krijg, rijd ik haar hartstikke dood”) te uiten over hun collega (toezichthoudende dierenarts), die niet bij controle aanwezig is, art. 285.1 Sr. Bewijsklacht opzet. Heeft verdachte opzet gehad op […]

The post Opzet van verdachte moet erop zijn gericht dat de ander daadwerkelijk op de hoogte zou raken van de bedreiging appeared first on Bedreiging-advocaat.nl.

]]>
Bedreiging met enig misdrijf tegen leven gericht door bij controle van (paarden)bedrijf tegenover 2 inspecteurs van NVWA bedreigende woorden (“als ik dat wijf voor mijn auto krijg, rijd ik haar hartstikke dood”) te uiten over hun collega (toezichthoudende dierenarts), die niet bij controle aanwezig is, art. 285.1 Sr. Bewijsklacht opzet. Heeft verdachte opzet gehad op het overbrengen van de door hem geuite bedreiging via derden aan aangeefster? HR herhaalt relevante overwegingen uit HR:2005:AT3659 en HR:1984:AC8252 m.b.t. vereisten voor veroordeling t.z.v. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. Uit de door hof gebezigde b.m. kan, zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet worden afgeleid dat opzet van verdachte erop was gericht dat dierenarts daadwerkelijk op de hoogte zou raken van bedreiging, zodat bewezenverklaring ontoereikend is gemotiveerd (ECLI:NL:HR:2021:836)

Voor een strafbare bedreiging is het niet nodig dat de bedreiging rechtstreeks tegen de bedreigde zelf is geuit. De bedreiging kan deze persoon ook indirect hebben bereikt. Wel is vereist dat de bedreiging uiteindelijk ter kennis van de bedreigde is gekomen en dat het opzet van de verdachte er ook op was gericht dat de bedreigde hiervan daadwerkelijk op de hoogte zou raken (1) De kern van de strafbaarstelling in art. 285 Sr is immers dat een ander vrees wordt aangejaagd. Niet iedere woede-uitbarsting die heeft geresulteerd in een minder gelukkige woordkeus is voldoende om te kunnen spreken van een bedreiging als bedoeld in art. 285 Sr. Bepalend hiervoor is dat de wil van de verdachte was gericht op het veroorzaken van vrees bij de bedreigde. De omstandigheden waarin de bedreiging is geuit zijn hierbij richtinggevend (2). Wanneer de verdachte geen opzet heeft gehad op het ter kennis komen van de bedreiging bij het slachtoffer, kan ook geen opzet op de bedreiging zelf worden aangenomen.

1. Zie HR 7 juni 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT3659, HR 17 januari 1984, ECLI:NL:HR:1984:AC8252 en recentelijk nog herhaald in HR 21 januari 2020, ECLI:NL:HR:2020:44. En zie ook vgl. o.a. HR 22 mei 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW6181 (bedreiging Wilders via een rap geplaatst op Youtube).
2. HR 19 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA3135.

Van belang hierbij is ook  HR 22 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP0096 – waaruit zou kunnen worden afgeleid dat voorwaardelijk opzet bij een (indirecte) bedreiging niet kan volstaan. Keijzer heeft een noot bij dit arrest geschreven waarin hij opmerkt dat in het begrip ‘bedreigen’ zijns inziens de bedoeling om iemand bang te maken besloten ligt en dat doelopzet hier inherent aan is. Hij meent daarom dat voorwaardelijk opzet niet voldoende is. Keijzer vraagt zich wel af of voorwaardelijk opzet misschien toch een rol kan spelen “met betrekking tot het door de betrokkene vernemen van de desbetreffende uiting” en beantwoordt deze vraag vervolgens ontkennend. Hij haalt daarbij evenals de steller van het middel de zaak aan die ten grondslag ligt aan HR 19 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA3135. Keijzer is van opvatting – in tegenstelling tot de Hoge Raad – dat de gedragingen uit deze zaak onvoldoende zijn om een strafbare bedreiging te kunnen aannemen. In die zaak had de verdachte een rapliedje gemaakt met bedreigingen over meisjes uit zijn klas omdat hij boos was op deze meisjes. De rap had de verdachte vervolgens op drie verschillende momenten naar drie jongens verstuurd, onder andere via MSN. De jongen waar de verdachte als eerste de rap naar had verstuurd heeft de rap aan iemand laten horen en uiteindelijk is de rap bij verschillende mensen, waaronder de in het liedje genoemde meisjes, terechtgekomen. Het hof overwoog ten aanzien van twee van de drie jongens (de tweede en derde zending) waarnaar de verdachte de rap had verstuurd dat de verdachte “willens en wetens de aannemelijke kans [had] aanvaard dat zijn rapliedje, dat verschillende bedreigingen bevatte, onder andere [slachtoffer] (nogmaals) zou bereiken. De eerste keer had de verdachte – naar het oordeel van het hof – kennelijk nog geen voorwaardelijk opzet.4 De Hoge Raad ging hier in mee, maar vernietigde het bestreden arrest uiteindelijk op andere gronden en overwoog daartoe als volgt:
“3.4. [….] Het Hof heeft blijkens de hiervoor onder 3.2.3 weergegeven bewijsoverweging kennelijk geoordeeld dat ten aanzien van de eerste van de drie verzendingen geen sprake was van (voorwaardelijk) opzet op bedreiging.
3.5. Ten aanzien van het versturen van het liedje naar [A] – de tweede verzending – kan uit de bewijsmiddelen niet volgen dat het liedje (nogmaals) [slachtoffer] ter kennis is gekomen. In zoverre is het oordeel van het Hof voor zover dit inhoudt dat bij deze afzonderlijke verzending van het liedje sprake was van bedreiging van [A], ontoereikend gemotiveerd.
3.6. Het Hof heeft ten slotte uit de verklaring van [B] kennelijk en niet onbegrijpelijk afgeleid dat via hem het liedje (nogmaals) ter kennis is gekomen van [slachtoffer]. Het Hof heeft voor het bewijs gebezigd de verklaring van de verdachte onder meer inhoudende:
“na het aanbieden van mijn excuses heb ik het raplied ook nog naar [B] verstuurd. Ik had wel in mijn achterhoofd dat het rapliedje dan weer bij de meisjes terecht zou kunnen komen, maar ik dacht dat het geen kwaad kon, omdat ik alles met hen had uitgepraat.
Het in de bewezenverklaring besloten liggende oordeel van het Hof dat de bedreiging van [slachtoffer] in dit laatste geval van dien aard was dat bij haar de redelijke vrees kon ontstaan dat zij het leven zou kunnen verliezen en dat het opzet van de verdachte toen daarop gericht is geweest, is in het licht van deze voor het bewijs gebezigde verklaring en gelet op de omstandigheden van dit geval ontoereikend gemotiveerd.”

Janssens en Nieuwenhuis menen dat er voor de opvatting van Keijzer ‘wel wat valt te zeggen’.5 Toch achten zij – en ik ook – dat voorwaardelijk opzet bij bedreiging niet in zijn geheel kan worden uitgesloten. Daarbij halen zij als voorbeeld aan dreigementen die op internet worden geuit (bijvoorbeeld op Twitter) waarbij wordt gedreigd met een ‘school-shooting’ of met het beschieten van winkelend publiek in een winkelcentrum. Volgens Jansen en Nieuwenhuis aanvaardt de verdachte in een dergelijk geval willens en wetens de aanmerkelijke kans dat door een dergelijke min of meer ongerichte uiting bij “derden tot wie hij zich niet in het bijzonder ‘met naam en toenaam’ richt, de redelijke vrees dat hun iets wordt aangedaan, ontstaat”.6

Van belang zijn verder nog twee voorbeelden uit de jurisprudentie waarbij in de ene zaak het voorwaardelijke opzet van de verdachte op het kennisnemen van de bedreiging door de gedreigde niet voldoende was gemotiveerd en in de andere wel.

In de zaak van 7 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2916, NJ 2014/489 had de verdachte op twitter een bericht geplaatst met de tekst: “Als het zo doorgaat, ga ik die Wilders zelf vermoorden, het zou me een eer zijn hiervoor in de bak te gaan zitten echt waar!”. De Hoge Raad oordeelde dat het gelet op hetgeen door en namens de verdachte ter terechtzitting was aangevoerd dat het “kennelijke oordeel van het Hof dat verdachtes opzet erop was gericht dat Wilders op de hoogte zou geraken van de als bedreigend aangemerkte inhoud van de tweet, zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk [is]. De enkele plaatsing van het bericht op twitter biedt nog niet een toereikende motivering voor het oordeel dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat bij Wilders in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen.”

In de zaak die aanleiding was voor HR 21 januari 2020, ECLI:NL:HR:2020:44 had de verdachte e-mailberichten gestuurd naar zijn ex-vriendin waarin hij deed voorkomen alsof hij een jongen in zijn woning gegijzeld hield. Bij de mail had de verdachte foto’s gestuurd met een – naar achteraf bleek – in scene gezette gijzeling en ‘boobytrap’. In de mail had de verdachte onder andere kenbaar gemaakt dat zijn ex-vriendin niet de politie moest waarschuwen omdat hij bij het zien van één verdacht persoon of politieagent het gehele gebouw zou opblazen en dat “iedere huurmoordenaar en politieagent zal worden opgeblazen die hier komt”. Het hof oordeelde dat de verdachte gelet op de zeer indringende inhoud van de berichten en de foto’s op zijn minst genomen de aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard dat zijn ex-vriendin hiermee naar de politie zou gaan. De Hoge Raad liet dit oordeel in stand en overwoog daartoe als volgt:

“Het Hof heeft, niet onbegrijpelijk, vastgesteld dat blijkens de inhoud van de door de verdachte aan [getuige] gestuurde berichten en foto’s sprake was van “een voldoende concrete dreiging met een explosie gericht aan de agenten die zich naar de woning van de verdachte zouden begeven”, dat [getuige] de politie daarvan op de hoogte heeft gesteld waarbij “de politie de e-mails en de foto’s van de verdachte zeer serieus heeft genomen” en de politie een observatieteam heeft ingeschakeld. Het Hof heeft voorts, niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd, geoordeeld dat de verdachte, gelet op de zeer dreigende inhoud van de berichten en foto’s, bewust de minst genomen aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [getuige] met die berichten en foto’s naar de politie zou gaan.”

The post Opzet van verdachte moet erop zijn gericht dat de ander daadwerkelijk op de hoogte zou raken van de bedreiging appeared first on Bedreiging-advocaat.nl.

]]>
https://bedreiging-advocaat.nl/opzet-van-verdachte-moet-erop-zijn-gericht-dat-de-ander-daadwerkelijk-op-de-hoogte-zou-raken-van-de-bedreiging/feed/ 0
Vrijspraak bedreiging met pistool vanwege onvoldoende bewijs https://bedreiging-advocaat.nl/vrijspraak-bedreiging-pistool-vanwege-onvoldoende-bewijs/ https://bedreiging-advocaat.nl/vrijspraak-bedreiging-pistool-vanwege-onvoldoende-bewijs/#respond Wed, 17 May 2017 04:09:00 +0000 https://bedreiging-advocaat.nl/?p=1152 Voor een bewezenverklaring van bedreiging met een pistool moet wel voldoende bewijs bestaan. Het enkele feit dat de verdachte een pistool bij zich had, vormt nog onvoldoende bewijs voor de bedreiging met dat pistool als de verdachte blijft ontkennen dat hij hiermee bedreigingen heeft geuit. De verdachte in de zaak van de rechtbank Limburg, 12 […]

The post Vrijspraak bedreiging met pistool vanwege onvoldoende bewijs appeared first on Bedreiging-advocaat.nl.

]]>
Voor een bewezenverklaring van bedreiging met een pistool moet wel voldoende bewijs bestaan. Het enkele feit dat de verdachte een pistool bij zich had, vormt nog onvoldoende bewijs voor de bedreiging met dat pistool als de verdachte blijft ontkennen dat hij hiermee bedreigingen heeft geuit. De verdachte in de zaak van de rechtbank Limburg, 12 december 2014, ECLI:NL:RBLIM:2014:10805 verklaarde dat het pistool steeds in de broeksband is gebleven. Hij heeft het er nooit uitgehaald. Naast deze ontkennende verklaring bestond het bewijs uitsluitend uit een aangifte en dat bleek onvoldoende.
Ook voor het bezit van het pistool is de verdachte overigens vrijgesproken nu niet duidelijk is geworden wat het merk, type en de categorie van het vuurwapen is geweest.

De rechtbank overwoog het volgende:

“De rechtbank is van oordeel dat het dossier wettig en overtuigend bewijs bevat dat verdachte op 15 maart 2014 in Weert een geladen pistool voorhanden heeft gehad. Daarnaast kan worden vastgesteld dat de broer van verdachte, [broer verdachte], met een revolver heeft geschoten op [slachtoffer]. Verdachte wordt bij feit 1 verweten dat hij bij die gebeurtenis een pistool heeft getoond aan [slachtoffer], hetgeen een bedreiging met enig misdrijf zou kunnen opleveren als het waar zou zijn. Verdachte heeft echter volgehouden dat hij het pistool voortdurend in zijn broekband heeft gehouden en op geen enkel moment heeft getoond aan [slachtoffer]. Voor een veroordeling is louter de verklaring van de aangever niet voldoende. Het dossier bevat naast de verklaring van [slachtoffer] op dit punt geen andere verklaringen. De rechtbank zal verdachte daarom van feit 1 vrijspreken bij gebrek aan bewijs.

Ten aanzien van feit 2 overweegt de rechtbank als volgt. De wapens waarvan in de verklaringen sprake is, zijn niet aangetroffen. Er is geen informatie beschikbaar over het pistool en de bijbehorende munitie. Over het merk, type of de categorie (in de zin van de Wet wapens en munitie) waartoe het zou behoren verschaft het dossier geen duidelijkheid. Gelet op de tekst van de verbodsbepalingen in de Wet wapens en munitie betekent dit dat de rechtbank niet tot een volledige bewezenverklaring van dit feit kan komen. Dat betekent dat verdachte ook van dit feit moet worden vrijgesproken.”

> Meer informatie bedreiging met pistool

The post Vrijspraak bedreiging met pistool vanwege onvoldoende bewijs appeared first on Bedreiging-advocaat.nl.

]]>
https://bedreiging-advocaat.nl/vrijspraak-bedreiging-pistool-vanwege-onvoldoende-bewijs/feed/ 0
Bedreiging ‘ik sla je voor je bek’ is niet strafbaar https://bedreiging-advocaat.nl/bedreiging-ik-sla-je-voor-je-bek-is-niet-strafbaar/ https://bedreiging-advocaat.nl/bedreiging-ik-sla-je-voor-je-bek-is-niet-strafbaar/#respond Wed, 25 Jan 2017 14:25:18 +0000 https://bedreiging-advocaat.nl/?p=1142 Ik sla je voor je bek is geen strafbare bedreiging als bedoeld in artikel 285 Sr, zie Gerechtshof Amsterdam, 17 juni 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:2331. Bedreiging in de wet 1. Bedreiging met openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen of goederen, met geweld tegen een internationaal beschermd persoon of diens beschermde goederen, met enig misdrijf waardoor gevaar voor […]

The post Bedreiging ‘ik sla je voor je bek’ is niet strafbaar appeared first on Bedreiging-advocaat.nl.

]]>
Ik sla je voor je bek is geen strafbare bedreiging als bedoeld in artikel 285 Sr, zie Gerechtshof Amsterdam, 17 juni 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:2331.

Bedreiging in de wet

1. Bedreiging met openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen of goederen, met geweld tegen een internationaal beschermd persoon of diens beschermde goederen, met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen of gemeen gevaar voor de verlening van diensten ontstaat, met verkrachting, met feitelijke aanranding van de eerbaarheid, met enig misdrijf tegen het leven gericht, met gijzeling, met zware mishandeling of met brandstichting, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.

2. Indien deze bedreiging schriftelijk en onder een bepaalde voorwaarde geschiedt, wordt ze gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie.

3. Bedreiging met een terroristisch misdrijf wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie.

4. Indien het feit, omschreven in het eerste, tweede of derde lid, wordt gepleegd met het oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken, wordt de op het feit gestelde gevangenisstraf met een derde verhoogd.

Eisen voor veroordeling bedreiging

Voor veroordeling ter zake van bedreiging als bedoeld in dit artikel is vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden heeft plaatsgevonden dat bij de bedreigde daadwerkelijk de vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee gedreigd werd gepleegd zou worden.

Uit de aangifte komt naar voren dat beklaagde tegenover klager een gevechtshouding zou hebben aangenomen en met gebalde vuisten zou hebben geroepen: “Ik sla je op je bek!” Steunbewijs hiervoor kan worden gevonden in de verklaringen van de getuige en van de beklaagde zelf, zodat aannemelijk is dat de strafrechter tot een bewezenverklaring zou kunnen komen.

Het is alleszins voorstelbaar dat klager zich door de beschreven gedragingen bedreigd heeft gevoeld, en dat dit ook nadien nog de nodige impact heeft gehad op klagers welbevinden.

Dat is echter niet voldoende voor een veroordeling. Daarvoor is nodig dat het bewezenverklaarde ook een strafbaar feit oplevert. Kijkend naar de bedreigingen die op grond van artikel 285 Sr een strafbaar feit vormen, valt op dat bedreiging met mishandeling – waaraan deze zaak doet denken – niet is strafbaar gesteld. Het dichtst in de buurt komt bedreiging met zware mishandeling, maar de door klager beschreven gedragingen zijn niet zodanig dat bij klager daadwerkelijk de vrees kon ontstaan dat hij zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.

Nu bedreiging met mishandeling niet is strafbaar gesteld, zal de strafrechter niet tot een veroordeling wegens een strafbaar feit kunnen komen en is er dus geen ruimte voor strafvervolging.

Het is de ervaring van het hof dat deze juridische beoordeling doorgaans moeilijk te begrijpen en slecht te verkroppen is voor slachtoffers van bedreiging met mishandeling, bij wie het indruist tegen het rechtvaardigheidsgevoel. De officier van justitie en de rechter zijn echter gebonden aan artikel 1 lid 1 Sr: Geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling.

Het voorgaande leidt ertoe dat de beslissing van de officier van justitie om beklaagde niet verder strafrechtelijk te vervolgen, op goede gronden is genomen. Het hof heeft geen andere keuze dan het hiertegen gerichte beklag af te wijzen, als zijnde kennelijk ongegrond.

Nietige dagvaarding

Volgens de Hoge Raad moet dit leiden tot een nietige dagvaarding vanwege de innerlijke tegenstrijdigheid. De advocaat moet altijd pleiten voor vrijspraak. De ten laste gelegde

The post Bedreiging ‘ik sla je voor je bek’ is niet strafbaar appeared first on Bedreiging-advocaat.nl.

]]>
https://bedreiging-advocaat.nl/bedreiging-ik-sla-je-voor-je-bek-is-niet-strafbaar/feed/ 0
Enkel schietbeweging onvoldoende bewijs bedreiging https://bedreiging-advocaat.nl/enkel-schietbeweging-onvoldoende-bewijs-bedreiging/ https://bedreiging-advocaat.nl/enkel-schietbeweging-onvoldoende-bewijs-bedreiging/#respond Tue, 01 Nov 2016 10:39:32 +0000 https://bedreiging-advocaat.nl/?p=1138 Verdachte wordt vrijgesproken van bedreiging, nu het hof de ten laste gelegde schietbeweging niet overtuigend bewezen acht en de ten laste gelegde bewoordingen, zonder de context van die schietbeweging, te onbepaald en onvoldoende concreet zijn om te worden aangemerkt als bedreiging in de zin van artikel 285, 1e lid, van het Wetboek van Strafrecht (Gerechtshof […]

The post Enkel schietbeweging onvoldoende bewijs bedreiging appeared first on Bedreiging-advocaat.nl.

]]>
Verdachte wordt vrijgesproken van bedreiging, nu het hof de ten laste gelegde schietbeweging niet overtuigend bewezen acht en de ten laste gelegde bewoordingen, zonder de context van die schietbeweging, te onbepaald en onvoldoende concreet zijn om te worden aangemerkt als bedreiging in de zin van artikel 285, 1e lid, van het Wetboek van Strafrecht (Gerechtshof Leeuwarden, 14 september 2011, ECLI:NL:GHLEE:2011:BT1989).

Hof: schietbeweging zonder context is onvoldoende bewijs

Verdachte wordt verweten dat hij op 31 december 2009 een beveiligingsbeambte, op dat moment als zodanig werkzaam bij [bedrijf] te [plaats], heeft bedreigd in de zin van artikel 285, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Verdachte zou daartoe een schietbeweging met zijn hand hebben gemaakt in de richting van aangever en zich daarbij (be)dreigend hebben uitgelaten.

Het wettig bewijs dat verdachte met zijn hand de ten laste gelegde beweging heeft gemaakt en (daarbij) de ten laste gelegde bewoordingen, althans soortgelijke bewoordingen, heeft gebezigd, kan worden verkregen uit de aangifte en uit de verklaring van een collega van aangever, getuige [getuige 1].

Het hof heeft op grond van deze bewijsmiddelen evenwel niet de overtuiging gekregen dat verdachte daadwerkelijk een schietbeweging heeft gemaakt. Verdachte zelf heeft verklaard slechts te hebben gewezen naar aangever, hetgeen wordt bevestigd door de getuige [getuige 2], een toevalligerwijs ter plaatse aanwezige politieagent, van wie het hof aanneemt dat zijn waarneming betrouwbaar is. De voorhanden zijnde prints van de camerabeelden van het incident geven geen uitsluitsel over de aard van het door verdachte gemaakte gebaar.

Nu de ten laste gelegde pistoolbeweging niet overtuigend bewezen wordt geacht, zijn de ten

laste gelegde bewoordingen op zichzelf, zonder de context van de schietbeweging, naar het oordeel van het hof te onbepaald en onvoldoende concreet om te worden aangemerkt als bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, dan wel met zware mishandeling.

Het hof zal verdachte daarom vrijspreken van de gehele tenlastelegging.

The post Enkel schietbeweging onvoldoende bewijs bedreiging appeared first on Bedreiging-advocaat.nl.

]]>
https://bedreiging-advocaat.nl/enkel-schietbeweging-onvoldoende-bewijs-bedreiging/feed/ 0
Bedreiging van politieagent en schadevergoeding https://bedreiging-advocaat.nl/bedreiging-van-politieagent-en-schadevergoeding/ https://bedreiging-advocaat.nl/bedreiging-van-politieagent-en-schadevergoeding/#respond Wed, 26 Oct 2016 19:45:02 +0000 https://bedreiging-advocaat.nl/?p=1134 Het komt steeds vaker voor dat een politieagent aangifte doet van bedreiging en vervolgens hiervoor ook een schadevergoeding vordert. Omdat het proces-verbaal van een politieagent bijzondere bewijskracht heeft en als enkel bewijsmiddel voldoende is voor een bewezenverklaring, is het lastig om met succes verweer te voeren bij een vervolging voor bedreiging. In onderstaand artikel wordt dieper […]

The post Bedreiging van politieagent en schadevergoeding appeared first on Bedreiging-advocaat.nl.

]]>
Het komt steeds vaker voor dat een politieagent aangifte doet van bedreiging en vervolgens hiervoor ook een schadevergoeding vordert. Omdat het proces-verbaal van een politieagent bijzondere bewijskracht heeft en als enkel bewijsmiddel voldoende is voor een bewezenverklaring, is het lastig om met succes verweer te voeren bij een vervolging voor bedreiging.

In onderstaand artikel wordt dieper ingegaan op deze materie. De auteur bespreekt de nadelen van de bijzondere bewijskracht bij een aangifte door een politieagent terzake bedreiging en geeft aan waarom voorzichtigheid geboden is als die politieagent ook nog eens schadevergoeding vordert.Bedreiging van politieagent

Titel: “De beledigde en bedreigde politieagent als beroepsmatig benadeelde partij. Een pleidooi voor afschaffing van de bijzonder bewijskracht en voor de categorische afwijzing van schadevergoedingen.”

The post Bedreiging van politieagent en schadevergoeding appeared first on Bedreiging-advocaat.nl.

]]>
https://bedreiging-advocaat.nl/bedreiging-van-politieagent-en-schadevergoeding/feed/ 0
Strafzaak bedreiging https://bedreiging-advocaat.nl/strafzaak-bedreiging/ https://bedreiging-advocaat.nl/strafzaak-bedreiging/#respond Wed, 18 May 2016 05:57:44 +0000 https://bedreiging-advocaat.nl/?p=1119 Om u een voorbeeld te geven van een strafzaak waar het gaat om de verdenking bedreiging, hebben wij een zitting bij de politierechter opgenomen. Het gaat om een verdenking van bedreiging met de dood. De verdachte zou tegen een medewerker van de reclassering hebben gezegd: “Degene die Nolleke gesloten plaatst, vermoord ik en ik ben […]

The post Strafzaak bedreiging appeared first on Bedreiging-advocaat.nl.

]]>
Om u een voorbeeld te geven van een strafzaak waar het gaat om de verdenking bedreiging, hebben wij een zitting bij de politierechter opgenomen. Het gaat om een verdenking van bedreiging met de dood. De verdachte zou tegen een medewerker van de reclassering hebben gezegd: “Degene die Nolleke gesloten plaatst, vermoord ik en ik ben vuurwapen gevaarlijk.” De verdachte weet zich niets meer te herinneren. Er is een getuige die heeft gezien dat er een niet-vriendelijk gesprek heeft plaatsgevonden en er is een collega die in een later gesprek de verdachte heeft horen zeggen dat hij de medewerker zou hebben bedreigd in die zin dat hij dat zou hebben bekend. In dat gesprek is echter niet gesproken over de exacte bewoordingen van wat er toen is gezegd, waardoor het vaag blijft of dit nu als een bekentenis kan worden opgevat van de ten laste gelegde bedreiging. Om die reden wordt de verdachte later ook vrijgesproken door de politierechter De rechter kon niet bewijzen dat de verdachte letterlijk de ten laste gelegde bedreigende woorden heeft gebruikt nu het dossier daarvoor onvoldoende steunbewijs biedt.

Verweren advocaat

Door de advocaat worden een aantal verweren gevoerd:

  1. Verklaring van verdachte, afgelegd bij de politie, moet worden uitgesloten van het bewijs omdat de verdachte vooraf geen advocaat heeft kunnen spreken.
  2. Met het gebruik van de woorden ‘Degene die (..)’ is het niet zo dat de verdachte de medewerker van Jeugdzorg heeft bedreigd
  3. De precies gebruikte woorden blijft vaag; voor een bewezenverklaring van de ten laste gelegde bewoordingen biedt het dossier onvoldoende (steun)bewijs;
  4. Het gaat hier hooguit om een onbeheerste uiting van woede, omdat de verdachte niet bekend staat als vuurwapengevaarlijk en de medewerker van Jeugdzorg dat ook kon en moest weten gelet op de bekendheid met de voorgeschiedenis
  5. Subsidiair; hooguit een voorwaardelijke gevangenisstraf

Oordeel politierechter mbt bedreiging

De politierechter spreekt de verdachte vrij van de ten laste gelegde bedreiging. Niet omdat hij niet vindt dat de bedreiging niet waren gericht was aan het adres van de medewerker van Jeugdzorg, maar alleen omdat de rechter van oordeel is dat de ten laste gelegde bewoordingen alleen volgt uit de aangifte en verder in onvoldoende mate wordt ondersteund door de overige bewijsmiddelen.

Het moet gaan om de letterlijke tekst van de bewoordingen. Het zien van een niet prettig gesprek is onvoldoende als ondersteund element. Ook dat getuige bij het latere gesprek\

“Wat staat er nu letterlijk in de tenlastelegging. Daar staat de bedreiging, maar dat is het etiket wat erop zit. Wat is nu precies de bedreiging geweest? Die wordt heel specifiek en heel concreet uitgewerkt. Het zou namelijk zijn “Degene die Nolleke gesloten plaatst, vermoord ik en ik ben vuurwapen gevaarlijk.” Dat is de bedreiging. Niet het woord wat ervoor staat, nee dit vormt de bedreiging. Dat moet bewezen worden.

(..)
“Niet direct voor de hand ligt dat de aangever het uit zijn duim zou zuigen, maar dat is weer onvoldoende om tot een bewezenverklaring. Dan is er nog een verklaring van de getuige V en de getuige B. Getuige V is getuige geweest van een ontmoeting tussen u en de heer L. en dat zou niet al te vriendelijk is geweest, maar dat kan van alles zijn geweest en dat hoeft niet specifiek de bedreiging te zijn geweest die u verweten wordt. En daarnaast hebben we de verklaring van meneer B en die zegt dat er op enig moment een gesprek heeft plaatsgevonden waar verdachte bij is geweest waarin verdachte heeft aangegeven dat er een bedreiging heeft plaatsgevonden, maar niet zeker meer weet welke woorden er gebruikt  zouden zijn. Maar is er wel een bedreiging geweest en verdachte zou hebben aangegeven waarom hij de bedreiging zou hebben geuit.

Ja, dan nog weten we nog steeds niet of het hier specifiek gaat om de bedreiging waarvan u verdacht wordt.Want wat zegt de heer B.. Ik kan me herinneren dat dat gesprek heeft plaatsgevonden, maar dat is een stuk later. Daar zit een gat tussen. Het zou dus zomaar een andere bedreiging kunnen zijn geweest. ”

Strafzaak politierechter over bedreiging (Youtube.com)

Volledig pleidooi advocaat tijdens strafzaak

De volledige tekst van het pleidooi van de advocaat in de strafzaak was als volgt:

“Ik neem een iets ander stand punt in dan de officier van justitie, maar dat zal u niks verbazen. Ik zal beginnen met inderdaad de verklaring die mijn cliënt heeft afgelegd op het politiebureau. Het is natuurlijk een hele tijd geleden, daar heeft de officier van justitie een hoop van gezegd en uiteindelijk zegt ze na het requisitoir van nou ja in het licht van de recente uitspraken over de rechtsbijstand in het aller prilste begin van een strafrechtelijk onderzoek zal ik dat gene wat hij toen op het politiebureau heeft verklaard zal ik uitsluiten of niet mee nemen in mijn bewijs overweging. Daar volg ik de officier van justitie in zo verre in dat ik verzoek aan u meneer de politierechter om dat inderdaad daadwerkelijk ook te doen. De officier van justitie zegt vervolgens, en ik vond dat wel frappant want ze citeert het verkeerd, dat gene wat mijn cliënt word verweten is dat hij heel specifiek en dat vind zij buitengewoon ernstig een hulpverlener heeft bedreigd. en zij zegt erbij van ja ‘’ik zal jou vermoorden, en ik ben vuurwapen gevaarlijk’’ maar dat is niet wat hem verweten word. Wat mijn cliënt word verweten, en ik citeer het nu even zodat we dat allemaal helder hebben, is dat hij zou hebben gezegd tegen deze Lodewijks: ‘’degene die Nolleke gesloten plaatst vermoord ik, en ik ben vuurwapen gevaarlijk.’’ Dat is wat mij betreft de essentie van deze zaak.

Ik heb er eventjes wat jurisprudentie bijgehaald. En ik zal u zeggen van nou ja goed als we nu heden mijn cliënt horen die zegt van nou ja weetje ik weet er helemaal niks meer van. Dat kan ik maar al te goed begrijpen want het is een feit dat heel lang geleden zou hebben plaatsgevonden. Mijn cliënt lijdt een zwervend bestaan die gebruikt allerlei geestverruimende middelen of in ieder geval meneer zegt: ‘’nou goed ik lust wel een biertje als ik daar geld voor heb.’’ Dat zijn geheugen niet meer goed werkt kunt u hem moeilijk aanrekenen maar dat resulteert natuurlijk wel in dat hij gewoon daadwerkelijk niet kan verklaren wat er nou precies is gezegd. We moeten er dus vanuit gaan datgene wat er gezegd zou zijn dat komt van de aangever. Er is inderdaad niemand die heeft gehoord dat hij dat gezegd heeft. Er is wel iemand die heeft gezien dat er inderdaad een gesprek heeft plaatsgevonden, die zegt van jou ja goed volgens mij was dat geen vriendelijk gesprek. En er is inderdaad een collega die zegt van nou ja die er inderdaad een aantal maanden na dato verklaard er is op enig moment een gesprek over geweest en wat deze collega daarvan zegt is die Boelens van nou ja meneer de Vries die was erbij die had het wel over die bedreiging. En die had ook wel gezegd van nou ja goed maar ik was boos. Maar daar word ook niet specifiek in gezegd van ik heb toen meneer de vries horen zeggen van ik heb meneer de vries dat en dat gezegd en dit en dit was mijn intentie. Dat maakt hel allemaal wat vaag, maar ervan uitgaande dat datgene wat waar mijn cliënt zich heden voor moet verantwoorden dat dat de letterlijke tekst is zoals die in de tenlastelegging staat, dan is natuurlijk de vraag is dat nou wel een bedreiging. Ik denk van niet, primair voer ik dan ook het verweer meneer de politierechter dat het geen bedreiging is geweest maar een uiting van woede. En het Hof Arnhem heeft daar in 2005 een prachtige uitspraak over gedaan en die zegt van luister het hof benadrukt dat het niet zo kan zijn dat elke onbeheerste uiting van woede enkel vanwege de laakbare woordkeus kan worden aangemerkt als een bedreiging in de zin van artikel 285 van het wetboek van strafrecht. En derhalve benadrukt het hof dat er voldoende aanwijzing moet bestaan om bewezen te verklaren dat de wil van de verdachte op het te weeg brengen van de bedoelde bevrees was gericht. En het Hof heeft met de voorhanden bewijsmiddelen in deze zaak althans dan niet die overtuiging bekomen dat er opzet bestond. En ik denk dat dat in dit geval  natuurlijk ook van belang is dat juist wat de officier van justitie zegt van ja het is gericht tegen zo’n hulpverlener. Juist die hulpverlener is uitgebreid in aanmerking gekomen met mijn cliënt, want dat was immers de voogd van de zoon van mijn cliënt. En die heeft ongetwijfeld gezien dat mijn cliënt inderdaad een zwervend bestaan lijdt, dat hij inderdaad een buitengewoon uitgebreide justitiële documentatie heeft. Maar dat daar geen geweldsdelicten op voorkomen, heel veel vermogensdelicten, twee bedreigingen maar geen geweld. En als we kijken naar de strafmaat waarmee die bedreigingen toen zijn afgedaan dan is dat ook niet iets waarbij mijn cliënt een wapen zou hebben getrokken om die bedreiging wat meer body te geven. Met andere woorden dit is niet de man die geweldsdelicten pleegt, met andere woorden juist deze voogd had moet weten en kunnen weten dat als mijn cliënt zoiets zou hebben geroepen dat die daar absoluut geen gehoor aan zou geven. En dan had die hulpverlener gewoon moeten zeggen van hé het is goed met jou drink nog een biertje, ik geloof er helemaal niks van. Het is natuurlijk protocol dat zien we ook in de aangifte dat over bedreiging dat daar aangifte van word gedaan. Ik denk van naja goed misschien als we het alleen aan de heer Lodewijks hadden overgelaten dat hij had gezegd van joh we laten het hierbij zitten. Meneer De Vries had mogelijk vandaag een slechte dronk en het is goed geweest.

Ik denk in ieder geval primair dat deze woorden die toen geuit zijn, dat dat niet de specifieke bedreiging aan het adres van de heer Lodewijks is geweest. Ik denk bovendien ook dat meneer Lodewijks heel goed had kunnen begrijpen dat hij van deze meneer de Vries helemaal niets te vrezen had. Mocht u zeggen van naja goed ik zie dat toch anders dan denk ik subsidiair dat u nog steeds tot een vrijspraak dient te concluderen en wel omdat de bedreiging niet specifiek tegen de aangever is gericht. Client zou namelijk hebben gezegd: ‘’DEGENE die Nol gesloten plaatst, die vermoord ik, en ik ben vuurwapengevaarlijk.’’ Maar degene die dat zou doen is natuurlijk niet die voogd. De gene die dat doet, dat is een van uw collega’s meneer de politierechter, dat is namelijk een rechter die dat beslist. En dat is niet de jeugdwerker. Dus in deze zaak is natuurlijk ook van belang, he als er word geroepen in het algemeen in een bui van woede of frustratie van joh laten ze het maar durven want degene die dat doet krijgt dat met mij te stellen.  Dat dat niet betekend dat dat een specifieke bedreiging is die aan het adres van de aangever is gericht. Daar heeft het hof Den Haag in 2008 een mooie uitspraak over gedaan en die heeft gezegd bij de beoordeling of er sprake is van artikel 285 strafrecht bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht is aan de orde is de vraag of er door de verdachte verrichte handelingen van dien aarts zijn en onder dusdanige omstandigheden hebben plaatsgehad dat daarvoor in het algemeen de redelijke vrees bij de andere kan opgewekt dat tegen hem geweld zal worden aangewend. Dat is casu gewoon niet aan de orde geweest. Er is nog een andere uitspraak geweest van het hof Den Bosch en daarin ging het erom dat, want in deze uitspraak van het hof Den Haag heeft dat ook tot vrijspraak geleid maar een andere uitspraak van het hof in Den Bosch die is ook uit 2009. Daar heeft het tot een veroordeling geleid en in casu was is dat geval dat iemand tegenover een politieagent had gezegd over de aangever als hij de aangifte doorzet of als hij zus of zo doet dan vermoord ik die aangever want dan gooi ik hem van het balkon. En daar had het Hof Den Bosch gezegd van naja dat opzet is dan wel voorwaardelijk opzet maar het is tocht een voorwaardelijk opzet dus kan er een veroordeling volgen omdat degene die die woorden zou hebben geuit daar toch wel vanuit mag gaan dat die politieagent deze bedreiging zou gaan door brieven aan die aangever en zo doende kan je tot de constructie komen dat die woorden aankomen bij de aangever en dat die aangever zich daadwerkelijk bedreigd zou voelen. In dit geval is dit gewoon niet aan de orde dus ik denk los van wat de aangever zegt en wat verder voor bewijs daar aanwezig is. Dat dat gene wat mijn cliënt specifiek word verweten op de tenlastelegging dat dat gewoon niet kan leiden tot een veroordeling dat u mijn cliënt hiervan moet vrijspreken. Mocht u in weerwil ik nu naar voren heb gebracht toch een hele andere mening zijn toegedaan kom ik natuurlijk aan de strafmaat toe en aan de tul want als u tot een vrijspraak oordeelt dan dient u deze uiteraard af te wijzen die vordering. Er zijn nog een tweetal feiten die op de kantonrechter op de justitiële documentatie staan die bij de kantonrechter hebben plaats gevonden.  Die zijn van na datum van waarop dit feit zou hebben plaatsgevonden. Daar dient natuurlijk artikel 63 op te worden toegepast. En nou ja alles meegenomen met elkaar mag ik u verzoeken tot een dan geheel voorwaardelijke straf te oordelen.”

The post Strafzaak bedreiging appeared first on Bedreiging-advocaat.nl.

]]>
https://bedreiging-advocaat.nl/strafzaak-bedreiging/feed/ 0
Ontslag van alle rechtsvervolging t.z.v. bedreiging politieagent na aanhouding verdachte met buitensporig geweld https://bedreiging-advocaat.nl/ontslag-van-alle-rechtsvervolging-t-z-v-bedreiging-politieagent-na-aanhouding-verdachte-met-buitensporig-geweld/ https://bedreiging-advocaat.nl/ontslag-van-alle-rechtsvervolging-t-z-v-bedreiging-politieagent-na-aanhouding-verdachte-met-buitensporig-geweld/#respond Mon, 09 May 2016 06:01:48 +0000 https://bedreiging-advocaat.nl/?p=1116 In een zaak waarbij een verdachte politieagenten had bedreigd nadat zij jegens hem buitensporig geweld hadden gebruikt, heeft het gerechtshof de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging wegens psychische overmacht. Een beroep op niet-ontvankelijkheid van het OM slaagde (helaas) niet (HR 5 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:9). Casus Het hof heeft – evenals de advocaat-generaal en de raadsvrouw – […]

The post Ontslag van alle rechtsvervolging t.z.v. bedreiging politieagent na aanhouding verdachte met buitensporig geweld appeared first on Bedreiging-advocaat.nl.

]]>
In een zaak waarbij een verdachte politieagenten had bedreigd nadat zij jegens hem buitensporig geweld hadden gebruikt, heeft het gerechtshof de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging wegens psychische overmacht. Een beroep op niet-ontvankelijkheid van het OM slaagde (helaas) niet (HR 5 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:9).

Casus

Het hof heeft – evenals de advocaat-generaal en de raadsvrouw – de aan het dossier toegevoegde camerabeelden van de aanhouding van verdachte bekeken. Hieruit blijkt dat verdachte in het gezicht is gespoten met pepperspray, naar de grond wordt gewerkt en vervolgens, terwijl hij voorover op zijn buik plat op de grond ligt, twee keer in zijn zij wordt gestompt door de ene verbalisant en twee keer ter hoogte van zijn hoofd dan wel nek wordt gestompt door de andere verbalisant terwijl hij op de grond ligt met zijn hoofd naar beneden.

Het hof is (evenals de rechtbank) van mening dat geen sprake is van ‘gepast geweld’ door de verbalisanten, maar dat sprake is van buitensporig geweld bij de aanhouding van deze verdachte. Het geweld is toegepast nadat verdachte al was gepeperd en op zijn knieën was gaan zitten. Juist daarna, als verdachte al plat op zijn buik op de grond ligt, blijkt uit de camerabeelden dat er op dusdanige, zoals hiervoor omschreven wijze op verdachte geweld wordt toegepast, terwijl de noodzaak daarvan op dat moment niet begrijpelijk is. Het enkele gebruik van buitensporig geweld doet echter nog geen zodanige afbreuk aan verdachtes recht op een eerlijk proces, dat daaraan de conclusie van niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie zou moeten worden verbonden.

Overwegingen hof

Het Hof heeft het bewezenverklaarde gekwalificeerd als “bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht” en de verdachte op grond van psychische overmacht niet strafbaar verklaard en hem ontslagen van alle rechtsvervolging. Het Hof heeft daartoe het volgende overwogen:
“De raadsvrouw heeft gesteld dat bij verdachte, ten gevolge van het geweld dat door de politie tijdens zijn aanhouding tegen hem is gebruikt, een dusdanige hevige gemoedsbeweging is ontstaan dat de door hem gedane uitingen dienen te worden gezien als uitlatingen van emotie en paniek en niet als daadwerkelijke bedreigingen.
Het hof gaat er – evenals de rechtbank – vanuit dat de raadsvrouw hiermee heeft bedoeld te stellen dat bij verdachte sprake is geweest van psychische overmacht en dat verdachte derhalve dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Bij psychische overmacht is sprake van een uitwendige oorzaak, veroorzaakt door een van buiten de dader komende psychische drang. Deze drang moet van zodanige aard zijn dat de wilsvrijheid van de dader is aangetast en deze daaraan geen weerstand kon bieden. Als gevolg van die drang verricht de dader handelingen die hij zonder de uitgeoefende druk achterwege zou hebben gelaten.
Evenals de rechtbank is het hof van oordeel dat aannemelijk is dat de hiervoor omschreven gang van zaken bij de aanhouding van verdachte (het toegepaste buitensporige geweld en het daardoor ontstane letsel) bij hem een dusdanige psychische toestand heeft teweeg gebracht dat hij daarna (in de politieauto, ten tijde van de door hem geuite bedreigingen) onderhevig is geweest aan een drang waaraan hij redelijkerwijs geen weerstand kon bieden. Weliswaar zat verdachte op het moment dat hij verbalisant [betrokkene 1] bedreigde al in de politieauto, maar hij was wel dusdanig onder de indruk van hetgeen daar direct aan vooraf was gegaan dat hij in zijn emotie niet meer in staat was de ene agent (die betrokken was bij de aanhouding) te onderscheiden van de andere (die hem de gordel om deed). Uit het proces-verbaal blijkt ook dat verdachte in de veronderstelling verkeerde dat de verbalisant tegen wie hij bedreigingen uitte, de verbalisant was die even daarvoor fors geweld tegen hem had gebruikt. De uitingen van verdachte hielden derhalve ook naar het oordeel van het hof duidelijk verband met het tegen verdachte gebruikte geweld. Het beroep op psychische overmacht slaagt.

The post Ontslag van alle rechtsvervolging t.z.v. bedreiging politieagent na aanhouding verdachte met buitensporig geweld appeared first on Bedreiging-advocaat.nl.

]]>
https://bedreiging-advocaat.nl/ontslag-van-alle-rechtsvervolging-t-z-v-bedreiging-politieagent-na-aanhouding-verdachte-met-buitensporig-geweld/feed/ 0
Voorwaardelijk sepot bij burenruzie https://bedreiging-advocaat.nl/voorwaardelijk-sepot-bij-burenruzie/ https://bedreiging-advocaat.nl/voorwaardelijk-sepot-bij-burenruzie/#respond Sun, 24 Jan 2016 22:45:29 +0000 https://bedreiging-advocaat.nl/?p=1112 Een interessante uitspraak over een burenruzie is die van het gerechtshof Amsterdam, 22 juni 2015, ECLI:GHAMS:2015:2515. Het hof overwoog dat het dossier wel voldoende bewijs bood voor een bewezenverklaring van bedreiging en mishandeling, maar toch hoefde er geen vervolging te komen van de verdachte. Een voorwaardelijk sepot was afdoende: “Het hof heeft begrip voor dat […]

The post Voorwaardelijk sepot bij burenruzie appeared first on Bedreiging-advocaat.nl.

]]>
Een interessante uitspraak over een burenruzie is die van het gerechtshof Amsterdam, 22 juni 2015, ECLI:GHAMS:2015:2515. Het hof overwoog dat het dossier wel voldoende bewijs bood voor een bewezenverklaring van bedreiging en mishandeling, maar toch hoefde er geen vervolging te komen van de verdachte. Een voorwaardelijk sepot was afdoende:

“Het hof heeft begrip voor dat standpunt van het Openbaar Ministerie.
Uit de stukken komt naar voren dat partijen in dezelfde straat wonen en elkaar regelmatig tegenkomen. In zulke gevallen ligt het in de rede incidenten niet te spoedig aan de strafrechter voor te leggen, om de verhoudingen tussen de betrokkenen niet nog meer te verstoren. Hierbij heeft het hof in aanmerking genomen dat – gelukkig – geen sprake is van letsel bij klager.”

The post Voorwaardelijk sepot bij burenruzie appeared first on Bedreiging-advocaat.nl.

]]>
https://bedreiging-advocaat.nl/voorwaardelijk-sepot-bij-burenruzie/feed/ 0
Bedreiging van een rechtspersoon (onderneming) https://bedreiging-advocaat.nl/bedreiging-van-een-rechtspersoon-onderneming/ https://bedreiging-advocaat.nl/bedreiging-van-een-rechtspersoon-onderneming/#respond Sun, 24 Jan 2016 13:50:02 +0000 https://bedreiging-advocaat.nl/?p=1110 Bedreiging van een rechtspersoon is ook strafbaar. Dus niet alleen natuurlijke personen, maar ook ondernemingen kunnen worden bedreigd. In de uitspraak van de Hoge Raad van 24 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3360 ging het om een Woningstichting die bedreigd werd met brandstichting. De Hoge Raad oordeelde dat er sprake kan zijn van bedreiging van een rechtspersoon indien bij […]

The post Bedreiging van een rechtspersoon (onderneming) appeared first on Bedreiging-advocaat.nl.

]]>
Bedreiging van een rechtspersoon is ook strafbaar. Dus niet alleen natuurlijke personen, maar ook ondernemingen kunnen worden bedreigd. In de uitspraak van de Hoge Raad van 24 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3360 ging het om een Woningstichting die bedreigd werd met brandstichting. De Hoge Raad oordeelde dat er sprake kan zijn van bedreiging van een rechtspersoon indien bij bij voor een rechtspersoon relevante natuurlijke personen zich door de uitlating bedreigd voelden.

Bedreiging rechtspersoon volgens de Hoge Raad

De letterlijke overwegingen van de Hoge Raad in dit arrest zijn:

“Voor een veroordeling ter zake van bedreiging met brandstichting is in een geval als het onderhavige vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de betrokkene in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat brand zou worden gesticht/”

De Hoge Raad verwijst ook naar een eerder arrest: HR 7 juni 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT3659, NJ 2005/448).

Conclusie A-G mbt bedreiging rechtspersoon

De A-G mr. Bleichrodt heeft hierover nog het volgende gezegd in diens conclusie bij dit arrest:

“Een rechtspersoon is een rechtssubject dat, blijkens artikel 51 van het Wetboek van Strafrecht een strafbaar feit kan plegen en ook het slachtoffer van een strafbaar feit kan zijn.
De strekking van artikel 285 Wetboek van Strafrecht is te voorkomen dat iemand onder druk wordt gezet, zijn keuze- en handelingsvrijheid wordt ingeperkt, door een bedreiging met een ernstig misdrijf. Het hof overweegt dat ook de handelingsvrijheid van een rechtspersoon, in het onderhavige geval de Woningstichting [A] , als zodanig kan worden aangetast door een bedreiging met brandstichting aan het loket van die Woningstichting. Gelet hierop is het hof van oordeel dat de Woningstichting [A] , slachtoffer kan zijn van bedreiging als bedoeld in artikel 285 Wetboek van Strafrecht.
Het hof vindt voor dit oordeel tevens aanknopingspunten in de rechtspraak van de Hoge Raad waaruit kan worden afgeleid dat een rechtspersoon slachtoffer kan zijn van belediging (eveneens een strafbare verbale uiting).
In casu heeft te gelden dat namens de rechtspersoon Woningstichting [A] aangifte van bedreiging is gedaan door twee daartoe bevoegde medewerkers, te weten: [aangeefster] en [betrokkene 3] , uit welke aangiften naar voren komt dat de bedreigingen van de verdachte met brandstichting alle medewerkers van de woningstichting bezighouden, dat “iedereen” (het hof begrijpt: iedereen werkzaam bij de woningstichting) door deze bedreigingen op zijn hoede is en dat één of meer medewerkers als gevolg van de bedreigingen hun auto’s ergens anders hebben geparkeerd (toevoeging hof: kennelijk omdat zij ervoor vreesden dat die auto’s mede vlam zouden kunnen vatten indien het gebouw van de woningstichting in brand zou worden gestoken).
Gelet op dit één en ander kan worden geoordeeld dat als gevolg van voormelde bedreigingen door de verdachte, niet alleen bij haar medewerker [aangeefster] , maar ook bij de rechtspersoon Woningstichting [A] als zodanig, de vrees is ontstaan dat zij het slachtoffer zou worden van brandstichting.

(..)

In vergelijking met het daderschap van een rechtspersoon, is aan het mogelijk slachtofferschap van een rechtspersoon in wetgeving, rechtspraak en literatuur weinig aandacht besteed. Buiten kijf staat dat een rechtspersoon in voorkomende gevallen als slachtoffer van een strafbaar feit kan worden aangemerkt. Te denken valt aan diefstal van goederen van een rechtspersoon. De Hullu merkt ten aanzien van de verhouding tussen rechtspersonen en natuurlijke personen op dat de wet van een volledige gelijkschakeling lijkt uit te gaan.1 Dat geldt in elk geval voor het strafvorderlijke slachtofferbegrip van art. 51a, eerste lid, Sv. Daarin staat vermeld dat met het slachtoffer wordt gelijk gesteld de rechtspersoon die als rechtstreeks gevolg van een strafbaar feit vermogensschade of ander nadeel heeft ondervonden. De wetgever is daarin verder gegaan dan nodig was op grond van art. 1, onder a, van het Kaderbesluit van de Raad van de Europese Unie van 15 maart 2001 inzake de status van het slachtoffer in de strafprocedure (PbEG 2001, L082 van 22 maart 2001, p. 1-4), dat niet verplichtte tot het uitbreiden van rechten van slachtoffers tot rechtspersonen. De wetgever wilde echter geen wijziging brengen in de reeds bestaande mogelijkheid van rechtspersonen hun schade als gevolg van een strafbaar feit in het strafproces te verhalen.2

9. Bij de beantwoording van de materieelrechtelijke vraag of een bepaald delict tegen een rechtspersoon kan worden begaan, komt bij het ontbreken van aanknopingspunten in de wetsgeschiedenis in de eerste plaats gewicht toe aan de tekst van de delictsomschrijving. Janssens en Nieuwenhuis verwijzen in dit verband naar art. 268 Sr, dat ziet op een valse klacht of aangifte tegen een ‘bepaald persoon’. Die omschrijving laat zonder meer de mogelijkheid open dat dit delict tegen een rechtspersoon kan worden begaan.3 Art. 285 Sr spreekt, voor zover hier relevant, in algemene zin van bedreiging “met brandstichting”. Die formulering sluit evenmin uit dat het delict wordt begaan jegens een rechtspersoon.

10. In de tweede plaats rijst de vraag of er wetssystematische argumenten bestaan voor het beperken van de reikwijdte van art. 285 Sr tot natuurlijke personen. Gewezen zou kunnen worden op de rubricering in titel XVIII van boek 2, met als aanhef ‘Misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid’. De enkele rubricering in deze titel betekent naar mijn mening niet dat een in de desbetreffende titel opgenomen feit niet jegens een rechtspersoon kan worden begaan. Zo is denkbaar dat een rechtspersoon door middel van bedreiging met enige andere feitelijkheid in de zin van art. 284, eerste lid, aanhef en onder 1º, Sr wederrechtelijk wordt gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden.4 Aan de wetssystematiek is dan ook naar mijn mening geen argument te ontlenen voor het standpunt dat bedreiging met brandstichting niet tegen een rechtspersoon kan worden begaan. Een andere opvatting zou ook bezwaarlijk zijn te rijmen met de mogelijkheid dat andere delicten met ‘bedreiging’ als bestanddeel jegens een rechtspersoon kunnen worden begaan, zoals de eerder genoemde dwang (art. 284 Sr), afpersing (art. 317 Sr) en afdreiging (art. 318 Sr).5

11. De derde vraag is of in de aard van het delict besloten ligt dat dit niet tegen een rechtspersoon kan worden begaan. Verkrachting lijkt me hiervan een sprekend voorbeeld. In de kern verschilt de beoordeling of een delict tegen een rechtspersoon kan worden begaan niet wezenlijk van die of een rechtspersoon een bepaald delict kan begaan.6 Ten aanzien van bedreiging met brandstichting merk ik in dat verband het volgende op. Voor de vraag of sprake is van strafbare bedreiging is vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat brand zou ontstaan.7 De enkele omstandigheid dat in deze definitie van ‘vrees’ wordt gesproken, lijkt mij niet in de weg te staan aan strafbaarheid wegens bedreiging van een rechtspersoon met brandstichting. Het gaat hierbij in de eerste plaats niet om een subjectieve toets, waarbij de ervaring van de bedreigde maatgevend is, maar om een objectieve toets (“in redelijkheid”). Daarbij komt dat subjectieve bestanddelen als opzet en schuld ook niet aan het daderschap van een rechtspersoon in de weg hoeven te staan. In dit verband komt wel gewicht toe aan de aard van hetgeen waarmee wordt gedreigd. Gaat het om een bedreiging van een feit dat tegen een rechtspersoon kan worden begaan? Zo is bedreiging van een rechtspersoon met verkrachting van die rechtspersoon niet goed denkbaar, omdat moeilijk valt in te zien dat in redelijkheid vrees kan ontstaan dat dit delict jegens een rechtspersoon kan worden begaan.8 Aldus werpt het delict waarmee wordt bedreigd zijn schaduw vooruit bij de beoordeling of bedreiging van een rechtspersoon mogelijk is. Brandstichting is zonder twijfel een delict dat tegen een rechtspersoon kan worden begaan. Aldus meen ik dat ook de aard van het feit zich er niet tegen verzet dat dit tegen een rechtspersoon wordt begaan.”

 

 

The post Bedreiging van een rechtspersoon (onderneming) appeared first on Bedreiging-advocaat.nl.

]]>
https://bedreiging-advocaat.nl/bedreiging-van-een-rechtspersoon-onderneming/feed/ 0